zaterdag 7 juli 2012

7 juli Umlani Bush Camp


Zaterdag 7 juli

Opnieuw vroeg opstaan vandaag, nu voor een riviersafari. Om kwart  voor 7 zitten we aan het ontbijt in de Sefapane Lodge en eten wat fruit en yoghurt. We worden opgehaald door tourguide Sammy, die met ons mee zal gaan. We rijden langs de koper-  en safarimijnen van Phalaworba, een onverharde hobbelweg  waardoor we goed wakker geschud worden.  De ertsen worden gewonnen uit de kraterpijp van wat ooit een vulkaan is geweest. De mijn is de grootste werkgever van Phalaborwa en grenst aan het Krugerpark. Aan de grote bergen poep, de voetsporen en de kapot getrapte hekken, zien we dat hier ook olifanten lopen. Langs de weg zien we wrattenzwijnen en grijze apen. Als we bij de speciale rivieringang van het park komen, zien we nog een paar bavianen zitten.


De smalle hobbelweg naar de rivier gaat door zeer dichte struiken en voelt beklemmend. Maar ineens is daar die prachtige Olifantsrivier, bijna rimpelloos en stil. Aan de oever blijkt ineens een enorm pand te liggen, met restaurant, shop en groot terras. De twee verdiepingen hoge vierkante steiger in het water blijkt de boot te zijn! 


We gaan aan boord en blijken de enige twee gasten, terwijl er ruimte is voor zeker 50 mensen! Een privéreisje dus, met eigen gids en kapitein! Met een beker koffie en een muffin (eten en drinken wordt altijd meegenomen door de gidsen) staan we heerlijk aan de reling in de zon. De getrainde ogen van gids Sammy zien de krokodillen en leguaan op de oever veel sneller dan wij. De krokodillen liggen doodstil, het enige waaraan je kunt zien dat ze leven is de lichte beweging in de keel.


In de rivier zwemt een tiental nijlpaarden. Met de verrekijker (zo handig dat de gids die bij zich heeft, wij vergeten het kreng elke dag!) zien we de typische koppen boven het water uitsteken. Zo gauw de boot een beetje in de buurt komt, duiken ze echter onder. Maar of dat nou echt zo erg is: een tijdje geleden heeft zo’n vriendelijk ogend nijlpaard een dorpsgenoot het water ingetrokken en dusdanig gebeten dat haar ben geamputeerd moest worden, aldus Sammy.


Langs en in de rivier zien we vele vogelsoorten. De gids kent alle namen en vertelt erover. Wij vinden ze vooral mooi en kleurrijk!
Helaas geen olifanten vandaag, alleen heel in de verte staat er een te drinken. Jammer, want een kudde olifanten die door de rivier trekt om naar de overkant te gaan, hadden we graag gezien!
Rond half 11 zijn we terug in Sefapane Lodge. En net als bij de andere safaridrives staat een van de medewerkers van de lodge klaar met een mandje met natte doekjes om gezicht en handen op te frissen, te vragen hoe de safari was en of we veel dieren hebben gezien.


We gaan terug naar onze rondavel en pakken de boel in. We checken uit bij de receptie en leveren de enquete in die in onze kamer lag. Alles een tien! Zoveel vriendelijkheid, persoonlijke aandacht en gastvrijheid, de Sefapane Lodge was hartverwarmend. Dit is een plek om zeker nog eens naar terug te gaan, maar dan wel wat langer...

In Phalaborwa is een Spar waar we wat te eten halen voor onderweg. Het is een moderne supermarkt zoals we die in Europa ook zien. Ook hier de voorverpakte gesneden groente, de onwijze keus in soorten en merken levensmiddelen, de afdeling delicatessen en de overvolle koelvakken met vlees en zuivel. De prijzen van de levensmiddelen liggen lager dan in Nederland, maar wetend dat het minimumloon in Zuid-Afrika 1000 Rand (100 euro) per maand is, gaat die vergelijking er ineens heel anders uitzien.
We kopen wat salades, water en een broodje en gaan op weg naar Hoedspruit. Ook nu krijgen we weer te maken met ‘stop and go’,  de wegopbrekingen. Zuid-Afrika is bezig aan het verbeteren van de wegen, dus het zal ook niet de laatste keer zijn dat we het merken. Van daaruit rijden we naar Timbavati Game Reserve. De weg daar naar toe begint 7 km voorbij Hoedspruit . We moeten een hek door met een bewaker in uniform die ons nummerbord controleert. Dan gaat het hek achter ons dicht en rijden we tussen de hekken aan weerszijden van de weg door alsof het een corridor in oorlogsgebied.is, tot de ingang van het Timbavatikamp. Vanaf hier is de maximale snelheid 50 km. Geen hekken meer, we zijn nu echt in het park.
Timbavatikamp is een association van een aantal particuliere boeren. Het park kent vele lodges. Wij rijden zo’n 30 km door het park tot een zandpad met het bordje Umlani Bush Camp. Dit hobbelpad moet na 4 km eindigen bij een overnachtingsplaats midden in de wildernis. Links van het pad zien we een giraffe in de bosjes staan. We stoppen om te kijken en moeten moeite doen om een glimp van het beest op te vangen. Als we de auto weer een paar meter achteruit zetten blijken er rechts van de auto ineens drie giraffen te staan! Nee, we schrokken niet …J




Het Umlani Bush Camp blijkt het derde paradijs wat we op deze rondreis aantreffen. Geen paradijs in de vorm van luxe, maar vanwege de voor ons zo ongewone, en daarmee juist geweldige opzet. We worden ontvangen door David, een Engelsman die, zo vertelt hij ons later, zijn reguliere bestaan in Engeland heeft opgegeven om hier zijn droom van leven tussen het wild te realiseren. Hij legt uit hoe het Umlani Bush Camp is opgezet: het is eigenlijk een soort all inclusive experience, maar dan niet zoals die in de grote vreetschuren in Turkije of Tunesië. Umlani Bush Camp verzorgt een 24 uurs programma voor de gasten dat begint met een drie uur durende ochtendsafari om half 7. Vervolgens is er een ontbijt, dan de lunch en ’s middags om half 4 vertrekken de gasten voor de avondsafari. Na terugkomst wordt er gezamenlijk gegeten.
David wijst ons onze slaapplek voor de nacht aan. Het is huisje gebouwd van bamboestokken, hout en riet. Midden in het huisje staat een bed met muskietennet. Het bed bestaat uit een groot betonnen blok waarop twee matrassen liggen.


Het huisje heeft een wastafel en toilet en de douche is buiten, omheind door bamboestokken.  In het kamp is geen elektriciteit, dus overal hangen olielampjes. Het douchewater wordt verwarmd door houtvuren. 

Buiten staan twee ligstoelen, gemaakt van houten palen en dunnere stokken, en we hebben uitzicht op de bush. Wat heet uitzicht, we zitten er middenin! Het kamp heeft nl. ook zo haar regels:


’s Nachts mag je je huisje niet uit, en na het eten in het donker mag je niet alleen naar je huisje lopen. Het fluitje dat naast het bed hangt, is bedoeld om te gebruiken als je ’s nachts in gevaar bent. ‘You can whistle on it, but we won’t hear you’,  zegt David. Een hele geruststelling.
We zullen ‘s nachts vast wel eens wakker worden van de dieren die om ons huisje scharrelen, vertelt hij vervolgens, maar jullie zitten echt veilig binnen. En olifanten komen niet in het kamp, want er zitten twee draden rondom het hele kamp. Ook dat stelt ons erg gerust.



Om half vier vertrekken we voor de middagsafari. Drie grote jeeps, met voorop de spoorzoeker. Niks veiligheidsgordels, niks overkapping. We zijn de enigen in de jeep, David rijdt. Al meteen merken we het verschil met de gamedrive in het Krugerpark. Elke keer als er iets te zien is, gaat de jeep van het pad af de wildernis in. Mocht je in het Krugerpark nog geen vinger uit de auto steken, hier zit niet eens een dak op de jeep!


In het begin is er weinig spectaculairs te zien. Impala’s, maar daar raken wij verwende stinkerds al aan gewend. Dan maar een uitleg over de grote termietenbulten, persoonlijke interesse van de guide. Hij kan er zeer boeiend over vertellen, en wat vooral blijft hangen is dat de temperatuur in een termietenbult altijd 32 graden is en dat de klimaatbeheersing in een bepaald gebouw in Dubai is afgeleid van de termietenholen: airconditioning door middel van de bouw van ventilatiekanalen.
De verschillende jeeps (niet alleen de drie van Umlani, maar ook die van andere kampen) staan via radiocontact met elkaar in verbinding. Als een van de guides een dier gevonden heeft, geeft hij dit door aan de anderen. Zo blijken een eind verderop twee jonge leeuwen te zitten waar David naar toe wil. Het is een hele afstand, maar volgens David kunnen we daar dan ook langere tijd bij in de buurt zijn. Leeuwen zijn lui, en liggen zeker 20 uur per dag te slapen. Spoorzoeker Derrick kent de weg op zijn duimpje en leidt de jeep over de paden naar een plek zo’n 20 minuten verderop. De zon gaat bijna onder, het wordt schemerig. Derrick heeft op zijn beurt weer contact met andere spoorzoekers, die hem de exacte plek vertellen. De jeep gaat dwars door de bush, over boomtakken en struiken, en parkeert vlak bij de leeuwen. Het zijn er twee, twee jongen. 


Wat een geweldig gezicht is dit, en wat bijzonder dat je er in die open auto gewoon naast kunt staan. De jongen wachten volgens David op hum moeder, en af en toe horen we een zachte brul. We blijven zeker tien minuten staan, kijkend en luisterend naar de vele dingen die David over de leeuwen weet te vertellen.
Als de zon onder is gaan we verder. We komen nog een groep buffels tegen en een jakhals. Voor de sundowner gaan we bij een meertje staan. 

Ook hier een verschil met het Krugerpark:we mogen gewoon uit de auto. Niet van dat benauwde. Onder het genot van een pilsje en biltong (gedroogd vlees), kletsen we met David over zijn nieuwe bestaan in Zuid-Afrika en over ons leven in Nederland. Achter ons in het water zwemt een nijlpaard heen en weer. In de schemering kunnen we hem nog net zien. Blijkbaar heeft hippo het erg naar zijn zin, want hij duikelt met veel lawaai in het water rond, blaast en snuift water, maakt geluiden en opent dan zelfs zijn bek. Jemig, op zo’n afstand in de schemering zo’n bek opentrekken, die moet dan wel erg groot zijn.
De droge Engelse humor van David is geweldig. ‘I never understood why males are so excited about those red bottoms, they must be colour blind’, zegt hij als we het over bavinanen hebben. Als wij het dan over de red ass monkeys hebben, en ook de blue ball apes ter sprake komen, is de hilariteit compleet. Spoorzoeker Derrick blijft gieren en David zegt:
“I ‘ll never forget this guys, being with you on this drive, laughing about monkeys and  behind us a hippo going nuts.”


Als het helemaal donker is gaan we terug naar het kamp. Spoorzoeker Derrick, nu met lamp,  blijkt een goeie. Hij kent de weg op zijn duimpje en ziet ook in het donker alles wat beweegt.  Zo zien we de kleine bush babies, piepkleine aapjes die alleen ’s nachts tevoorschijn komen, in de bomen heen en weer schieten. Verder spot hij nog een wilde kat, dat schijnt bijzonder te zijn om die tegen te komen.
Rond half 8 zijn we terug in het kamp. Dit blijkt nu volledig verlicht te zijn met kaarsen en olielampjes. Het ziet er prachtig uit. We worden begeleid naar onze hut om onze spullen weg te leggen. Boven ons zien we een prachtige sterrenhemel. Geen pannetje, geen poolster, op het zuidelijk halfrond is de sterrenhemel anders. Vooral in de openlucht douche is het gaaf: douchen onder de sterrenhemel, wie wil dat nou niet? Als we iets te lang wegblijven, worden we door David weer opgehaald. “Are you okay? It’s time to eat.”
In een ronde hut brandt een groot kampvuur. Rondom het vuur zitten de andere gasten van het kamp en de guides. Blijkbaar kent iedereen elkaar al, want de stemming is uitgelaten. Een van hen roept: ‘When you’re here for the first time, you have to tell your about the most embarassing moment in your life.” Henk weet het gelukkig met een grap op te lossen, maar heel even krijg ik het gevoel alsof ik in een AA-bijeenkomst terecht ben gekomen. “Hi, I’m Jackey and I’m an alcoholic”.


Rondom het vuur bij een glaasje wijn komen de verhalen van de safari’s los. Wat heb jij gezien, wat wil je nog zien? Naast ons zit een Zuid-Afrikaanse gids die in het Nederlands/Afrikaans met ons verder praat. Grappige ervaring, de talen lijken echt zo veel op elkaar! Met hem hebben we het over onze ervaringen in de townships. Als blanke Zuid-Afrikaan heeft hij veel minder moeite met de omgekeerde discriminatie (de zwarte bevolking gaat voor op de blanke bij het verdelen van de banen) in zijn land. ‘Het is eeuwen andersom geweest, waarom zou ik daar dan over klagen?’ Een heel ander standpunt dan dat van de eigenaar van onze eerste B&B in Tzaneen, die zich vreselijk boos maakte over de vele voordelen die de zwarte bevolking nu heeft en waar hij zijn belastinggeld aan kwijt was.
In de eetzaal staan drie grote tafels, mooi gedekt met witte kleden, kaarslicht en bloemen. De maaltijd bestaat uit schapenvleesstoofpot, couscous, warme groenten, salade en brood. Het heeft iets van een sjiek schoolkamp! We zitten aan tafel met stellen uit Australië en de Zuid-Afrikaanse gids. De gesprekken gaan vooral over de safari’s en over reizen in het algemeen.
Na het toetje, tiramisu, drinken we nog een Amarula bij het kampvuur. Amarula is een Zuid-Afrikaans drankje, een soort Bailey’s. Het is nog maar half 9, maar de borrel zakt ons in de benen. Twee dagen om 6 uur opstaan plus de vele indrukken van de afgelopen dagen, eisen hun tol. We moeten slapen! En we zijn niet de enigen. Iedereen gaat naar bed, want het is de volgende ochtend immers weer vroeg dag: om kwart voor 6 (!) worden we wakker gemaakt voor de ochtendsafari!

3 opmerkingen:

  1. Hoi Jacq! Ik geniet van alle verhalen en laat vol enthousiasme de foto's aan de meiden zien. We zouden binnen een paar jaar naar Amerika gaan, maar ze zijn wel erg enthousiast bij het zien van de foto's. Dus wie weet... Heel veel plezier verder en ik probeer iedere dag even te kijken naar jullie verhalen!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel Esther! ZA is idd geweldig, voor kinderen mss nog wel leuker ivm al die wilde dieren die ze zien !

      Verwijderen
  2. Aaaah die huisjes waar jullie in slapen zijn echt geweldig!! En de wilde dieren, zo bizar dat je ze zomaar tegenkomt. Vond het in tunesie toen nog zo raar dat er borden waren voor loslopende kamelen, maar olifanten en apen!
    Morgen de rest bekijken, lig nogal achter merk ik. Lees snel nog alles voordat we naar dour gaan. Vind dat je het geweldig omschrijft! Erg leuk om te lezen, spreekt tot de verbeelding. Xx anne

    BeantwoordenVerwijderen